kinderen & jongeren

Van vrijwillige tot gedwongen jeugdhulp

Ondersteuningscentrum Jeugdzorg onderzoekt nood aan hulp in verontrustende situaties
3.02.2016
Foto's
Bob Van Mol

Het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg onderzoekt verontrustende situaties waarin minderjarigen betrokken zijn, en waarbij de vrijwillige hulpverlening is vastgelopen. Wanneer de ontwikkelingskansen van een kind bedreigd zijn of de minderjarige gevaar loopt, grijpt het centrum in om er zeker van te zijn dat de nodige hulp wordt ingeschakeld.

Het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg heette vóór het decreet Integrale Jeugdhulp Comité Bijzondere Jeugdzorg. Wat is er naast de naam nog veranderd?

Luc Brummans, Ondersteuningscentrum Jeugdzorg Hasselt: “Vroeger hielden we ons bezig met problematische opvoedingssituaties, wat een heel breed begrip is. In die problematische opvoedingssituaties probeerden we de hulp te installeren die een antwoord vormde op de problemen of de hulpvraag. Onze mogelijkheden om hulp te installeren varieerden van volledig vrijwillige hulp tot het verwijzen naar gedwongen hulp. Wij konden er dus ook voor zorgen dat gezinnen via een bemiddelingscommissie naar de rechtbank doorverwezen werden.”

Van drie à vier naar zeven

“Als je de hulpverlening op een schaal ziet, dan is nul de volledig vrijwillige hulpverlening waar je als cliënt zelf zo kan binnenlopen. Bij tien heb je de volledig gedwongen hulpverlening via de rechtbank. Als Comité Bijzondere Jeugdzorg zaten we op die schaal op niveau drie à vier. Dat ging nog over vrijwillige, maar toch al aanklampende hulpverlening. Vanaf niveau zeven schakelden we vroeger de bemiddelingscommissie in. In die commissie konden het gezin en de hulpverleners alsnog tot een akkoord komen om in vrijwilligheid verder te werken, maar het leunde toch al dicht bij de gedwongen hulpverlening aan. Nu zijn we een Ondersteuningscentrum Jeugdzorg, een gemandateerde voorziening. Het decreet Integrale Jeugdhulp heeft onze opdracht hertekend. We zitten niet langer op drie à vier, maar leunen al erg aan tegen die zeven. Ons vertrekpunt is een situatie waarin een hulpverlener al bepaalde hulp op het oog heeft, maar waar de cliënt niet akkoord is. We geven ook advies aan hulpverleners over hoe ze kunnen omgaan met signalen van verontrustende situaties en hoe ze in volledige vrijwilligheid zouden kunnen ondernemen.”

Hoe verloopt de hulpverlening dan verder?

“In eerste instantie hebben we een gesprek met de hulpverlener die de cliënt aanmeldde, en de cliënt zelf. In dat gesprek maakt de hulpverlener duidelijk waar zijn verontrusting vandaan komt. Daarna gaan we aan de slag met het gezin: huisbezoeken, andere betrokkenen contacteren, overleg plegen met het netwerk. We proberen een zo breed mogelijk beeld te vormen, niet alleen van wat er verkeerd loopt, maar ook van de krachten van het gezin. We proberen daarbij ook in te schatten wat het mogelijke effect van het installeren van bepaalde hulp zou kunnen zijn. Ook al zit je in een aanklampend of zelfs een gedwongen kader, hulpverlening kan alleen succesvol zijn als die hulp ook aanslaat bij de cliënt. Dat mogen we zeker niet uit het oog verliezen. Na het onderzoek komen we tot een gedeeld besluit. Het is mogelijk dat bepaalde hulp inderdaad noodzakelijk geacht wordt. We zullen die hulp dan ook organiseren. Als we moeten doorverwijzen naar gedwongen hulpverlening, doen we het nodige. Dat geldt ook als we een dossier kunnen afronden en het gezin zelf zijn weg wel vindt, eventueel met de reeds aanwezige hulp.”

Welke hulpverleners kloppen bij jullie aan? “

De grootste groep zijn de hulpverleners uit de sectoren die partner zijn van integrale jeugdhulp. Zij kunnen situaties melden via een elektronisch document. Het gaat om hulpverleners verbonden aan het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, centra voor algemeen welzijnswerk, centra voor geestelijke gezondheidszorg of centra voor leerlingenbegeleiding. Naast die vaste partners is ook het parket een belangrijke aanmelder. Zij brengen ons op de hoogte van zaken waar de politie een proces-verbaal heeft opgesteld dat melding maakt van een conflict of problemen in een gezin. Bijvoorbeeld als kinderen betrokken raken bij partnergeweld of als het parket zich om een andere reden zorgen maakt over de opvoedingssituatie. Tot slot kunnen ook hulp- en dienstverleners buiten de sectoren van de integrale jeugdhulp bij ons terecht, zoals huisartsen en ocmw’s die twijfels hebben over de situatie waarin een kind of jongere opgroeit.”

“We kijken niet alleen naar wat er verkeerd loopt, maar ook naar wat de krachten van een gezin zijn.”

Hoe verhoudt het Ondersteuningscentrum zich tot de intersectorale toegangspoort?

“Als comité hadden we eigenlijk twee functies. Enerzijds waren we een toegangspoort voor die hulp die enkel via ons bereikbaar was. Anderzijds waren we een instantie die de stap kon zetten van de vrijwillige naar de gedwongen hulpverlening – als we dat in problematische opvoedingssituaties nodig achtten. Nu zijn we geen toegangspoort meer en spreken we ons enkel uit over het al of niet maatschappelijk noodzakelijk karakter van bepaalde hulp. Waarbij we evenzeer de stap kunnen zetten van vrijwillige naar gedwongen hulp. Maar ook wij moeten die hulp aanvragen aan de toegangspoort, voor zover het hulp betreft die niet rechtstreeks toegankelijk is. In dat opzicht staat we op hetzelfde niveau als alle andere partners in de hulpverlening die langs de intersectorale toegangspoort moeten passeren.”

Ook vertrouwenscentra kindermishandeling treden op als gemandateerde voorziening 

Sinds hun ontstaan zijn de Vertrouwenscentra Kindermishandeling dé expertisecentra waar iedereen terechtkan met situaties van  kindermishandeling, -verwaarlozing en seksueel misbruik. Het welzijn en de veiligheid van elk kind staan op de eerste plaats. Elk centrum biedt door middel van een multidisciplinair team vrijwillige, aanklampende, niet-justitiële hulp- en dienstverlening aan. De vertrouwenscentra doen aan sensibilisering, verlenen advies, coachen en coördineren en starten hulpverlening op indien nodig.  

Maatschappelijke noodzaak

Met de hervormingen van de Integrale Jeugdhulp kwam er nog een andere opdracht voor de vertrouwenscentra bij: ze kregen van de overheid het mandaat  om onderzoek te doen naar wat voortaan ‘maatschappelijke noodzaak’ genoemd wordt. De centra zullen binnen deze procedure onderzoeken of het noodzakelijk is dat er voor de aangemelde gezinnen (bijkomende) aanklampende hulp geïnstalleerd wordt, ook al blijken ouders of opvoedingsverantwoordelijken hier niet toe bereid.  

Binnen de vertrouwenscentra is deze procedure er in eerste instantie voor hulpverleners die menen dat minderjarigen in onveiligheid verkeren op lichamelijk, psychisch en/of seksueel vlak, met andere woorden slachtoffer zijn van kindermishandeling, en ouders deze bezorgdheid onvoldoende ernstig nemen.

De aanmelding is gebaseerd op een teambeslissing en de cliënten moeten op de hoogte zijn van deze aanmelding. De 'procedure maatschappelijke noodzaak' moet ook aan een aantal vormelijke vereisten voldoen, zoals de aanmelding via een M-document, de duur (65 werkdagen), enz... Dit is een vrij dwingende procedure die het Vertrouwenscentrum het mandaat geeft om - bij gebrek aan medewerking of bij gebrek aan akkoord rond de voorgestelde hulpverlening - deze situatie aan te melden bij het parket.

Het is in eerste instantie aan de hulpverlener zelf om uit te maken of hij zich tot het Vertrouwenscentrum richt omwille van kindermishandeling of naar het OCJ stapt omwille van de problematische leefsituatie.