welzijn & zorg

Tijd is welzijn

Tijdsonderzoek toont hoe het met ons gaat
9.10.2015
Foto's
Jan Locus, Bob Van Mol

Welzijn, oftewel het feit dat het geestelijk, lichamelijk en sociaal goed met je gaat, is een behoorlijk complex gegeven, en dus niet makkelijk te meten. Maar tijdsonderzoek, waarbij sociale wetenschappers uitzoeken wat u en ik precies met onze 24 uur doen, kan een licht werpen op ons welzijn.

Elk detail telt

Hoe gaat het ermee? Dat is de vraag die we stellen als we willen weten hoe het met onze medemens gaat. Geef toe, een vrij ruw meetinstrument. Wie echt wil weten hoe het met ons welzijn zit, moet dieper graven “Tijdsonderzoek geeft een gedetailleerde inkijk in ons leven”, legt professor sociologie Ignace Glorieux (VUB) uit. “In dagboekjes noteren onze deelnemers precies wat ze hoe lang doen. Slapen, werken, verplaatsingen, vrije tijd, actieve en passieve bezigheden, thuis en buitenshuis, tv-kijken en sociaal contact, ze leggen elk detail vast. We stellen bijkomende vragen over waar ze hun tijd doorbrengen en met wie. We vragen ook naar hun fysieke en mentale gezondheid. Dat levert een interessant beeld op van onze levenskwaliteit.”

Een realistisch beeld ook. Als we een gewone vragenlijst invullen zijn we niet altijd correct, vertelt Glorieux. “We liegen niet, maar schatten sommige dingen gewoon verkeerd in.  We overschatten meestal hoeveel we werken en onderschatten hoe vaak we voor de televisie zitten, bijvoorbeeld. Mannen overschatten hoeveel ze in het huishouden doen. En iedereen denkt dat hij meer sport doet dan in werkelijkheid. Daarom geeft een dagboekje een accurater beeld van hoe we ons leven leiden. 24 uur is 24 uur. De rekening moet kloppen.”

 

Een (on)gezonde levensstijl

Het gaat om een berg aan informatie dus, en VUB-sociologen Jef Deyaert en Djiwo Weenas gebruiken ze voor onderzoek over onze gezondheid. “Tijd is een democratisch goed, we hebben allemaal 24 uur per dag om in te vullen”, legt Weenas uit. “Hoe we dat doen, heeft een invloed op onze gezondheid en ons welzijn. Als wij met ons onderzoek BMI en zelf gerapporteerde fysieke en geestelijke gezondheid kunnen linken aan de daginvulling, dan kunnen we uitzoeken wat nu precies gezonde en ongezonde levensstijlen zijn. Beleidsmakers zoals de Europese Gemeenschap vaardigen richtlijnen uit over onze gezondheid. Hoeveel we moeten bewegen en hoeveel tv-kijken slecht voor ons is, bijvoorbeeld. Wij kunnen nakijken of wie twee uur naar tv kijkt effectief gezonder is dan wie meer op de bank zit en uitzoeken welke richtlijnen echt nuttig zijn.”

Jef Deyaert, VUB-socioloog: "Tot de leeftijd van 55 jaar brengen we ongeveer drie vierde van onze tijd zittend of liggend door. Wanneer we ouder worden neemt dat nog toe."

Het lopende onderzoek van Deyaert en Weenas zal een hele reeks ‘gezonde’ gedragingen onderzoeken. “Aan de hand van de dagboekgegevens kunnen we zien hoeveel tijd mensen besteden aan koken en eten, of er regelmaat zit in hun maaltijden en of ze alleen, in gezelschap of voor de televisie eten”, legt Deyaert uit. Ze zijn ook van plan om naar slaappatronen en de balans tussen werk en vrije tijd te kijken, maar hun project focuste zich tot nu toe op onze vrije tijd.

En die is niet erg actief, zo blijkt. We leiden een sedentair leven, ook als we niet aan het werk zijn. “Wij definiëren vrije tijd nogal strikt,” legt Weenas uit, “en onderscheiden een achttal categorieën. Hobby en spel, sport, recreatie, uitgaan, cultuur en vermaak, tv en video, muziek beluisteren en nieuwe media. Tot de leeftijd van 55 brengen we ongeveer drie vierde van onze vrije tijd zittend of liggend door.  Als we ouder worden neemt dat nog toe.” Er is gelukkig ook goed nieuws, legt Deyaert uit. “Als we de cijfers van 1999 vergelijken met die van 2014, blijkt dat we 19% meer zijn gaan sporten. De campagnes als het Europese Active Aging en Start to Run hebben duidelijk effect.”

 Djiwo Weenas, VUB-socioloog: "Tijd is een democratisch goed. We hebben allemaal 24 uur per dag om in te vullen."

Wat we doen voor de kost blijkt belangrijk te zijn voor onze sportieve activiteiten. “Wie een fysiek intensieve job heeft, doet het in zijn vrije tijd rustiger aan dan wie een kantoorjob heeft. Logisch compensatiegedrag, lijkt mij. Ook opleidingsniveau speelt een rol. Hoogopgeleiden hebben minder vrije tijd, maar spenderen een grotere hap daarvan aan sport. Let wel, dit zijn nog heel algemene conclusies, ons onderzoek is nog volop bezig.” Opvallend is ook het verschil tussen mannen en vrouwen. In 2013 deed de doorsnee man 1,43 uur aan sport, de doorsnee vrouw net geen uur. Dat vrouwen bijna zes uur minder vrije tijd per week hebben dan mannen is zeker een factor.

 

Scoren met MET

Vrouwen sporten misschien minder, maar misschien worden ze al strijkend, poetsend en achter kinderen aanhollend toch best fit. Bewegingswetenschappers hameren er al een tijdje op: een gezond leven is geen kwestie van alleen maar sporten, we moeten ons dagelijks leven actief invullen. Fietsen in plaats van de auto nemen, trappen lopen, met de hond gaan wandelen, u kent de tips. Onze dagelijkse activiteit is iets wat Deyaert en Weenas gedetailleerder willen onderzoeken. “We gaan daarvoor MET-scores gebruiken. Kort voor Metabolic Equivalent Table vergelijkt die score de energie die je gebruikt voor verschillende activiteiten. Onze basistoestand in rust met de ogen open is 1 MET, slapen is 0.9 MET, rondwandelen en praten zijn 1.9 MET. De MET-scores zijn een fijn instrument waarmee wij elke activiteit in de dagboeken kunnen scoren. Dat zal ons accurate gegevens geven over hoe actief we zijn, ook als we niet sporten.”

Er zit bovendien een maatschappelijke dimensie aan hun onderzoek, legt Weenas uit. “In 2012 zagen we in een aantal kranten een debat rond de vraag of burgers met een gezonde levensstijl moesten meebetalen voor de maatschappelijk kosten die het gevolg zijn van een ongezonde levensstijl. Dat inspireerde ons tot dit onderzoek.  Het idee om mensen financieel te motiveren om gezondere keuzes te maken impliceert dat gezond leven een bewuste en individuele keuze is. Maar is dat wel zo? Wij kijken in ons onderzoek ook naar achtergrondfactoren. Neem actieve tijdsbesteding en sport. Wie daar hoger scoort, heeft een lager BMI en is dus gezonder. De oplossing lijkt simpel. Wees actief en word gezond. Er is echter een maar. Wij hebben ontdekt dat in die groep ‘gezonde actievelingen’ meer mensen zitten met ouders die een hoge opleiding hebben. Sociale achtergrond is dus een cruciale factor en dat kan je moeilijk een bewuste keuze noemen.  We zijn nog volop met dit onderzoek bezig, maar dat was al een eerste opvallende vaststelling. Als we mensen financieel of fiscaal gaan benadelen voor een ongezonde levensstijl worden ze dubbel gestraft. Hun sociale achtergrond zorgt al voor minder kansen en dan moeten ze ook nog eens betalen voor hun ‘ongezonde’ keuzes.”

 

Sociaal

Een stevig sociaal netwerk is onder andere een buffer tegen eenzaamheid en dus cruciaal voor ons welzijn. Ook op dat vlak kan tijdsonderzoek interessante resultaten geven. “Vraag aan mensen hoeveel goede vrienden ze hebben, en je krijgt antwoorden van 2 tot 100, afhankelijk van hun definitie van een goede vriend”, stelt professor Glorieux. “Maar wij weten aan de hand van onze dagboekjes hoeveel tijd mensen in gezelschap doorbrengen en met wie en dat geeft een goed inzicht in hoe divers hun sociale contacten zijn. Of net niet natuurlijk.” De evolutie in onze sociale contacten is niet algeheel positief, stelt Glorieux. We gaan minder op bezoek en feesten minder dan 15 jaar geleden, het aantal mensen dat deelneemt aan het verenigingsleven is gedaald en praten als activiteit is afgenomen. Maar onze communicatie via de computer is toegenomen. Het feit dat we niet meer naar buiten moeten om contact met elkaar te hebben, kan dat voor een stuk verklaren, denkt Glorieux. “Als je op Facebook iemands vakantiefoto’s gezien hebt, moet je ze niet meer opbellen om te vragen hoe de reis geweest is. Nieuwe media hebben ook hun voordelen. Minder mobiele bejaarden kunnen via Skype in contact blijven met kinderen en kleinkinderen die niet dichtbij wonen, bijvoorbeeld.”

Uit het tijdsonderzoek blijkt dat jongbejaarden net na hun pensioen, tussen 55 en 65, een stuk socialer worden dan toen ze nog aan het werk waren. Als hun mobiliteit afneemt of gezondheid verslechtert, zien we weer een daling van hun sociale contacten. Ook sociale achtergrond speelt een rol. Hooggeschoolden hebben minder vrije tijd, maar toch een diverser netwerk dan laaggeschoolden. Die laatsten brengen meer tijd binnenshuis door, kijken meer televisie en hebben een minder divers netwerk. Ook tussen mannen en vrouwen is er een verschil, legt Glorieux uit. “Vrouwen hebben meer contact met familie en kinderen, mannen brengen meer tijd door met vrienden, collega’s en klanten. Dat heeft uiteraard te maken met het feit dat mannen meer vrije tijd hebben en meer tijd op het werk doorbrengen. Hierbij is het belangrijk om op te merken dat de kwaliteit van de sociale contacten en de hoeveelheid tijd die mensen samen doorbrengen niet altijd gelijklopen. Je mag nog zoveel tijd met collega’s doorbrengen, de band die je hebt is nooit dezelfde als met vrienden of familie.” Ook bij tijdsonderzoek moet er dus af en toe een kanttekening geplaatst worden.