kinderen & jongeren

Peuters opvoeden is stresserend én verrijkend

JOnG!-onderzoek bevraagt jonge ouders
9.06.2016
Foto's
An-Sofie Soens

Eén op de zeven ouders vindt dat de opvoeding van een peuter hem of haar emotioneel uitput, één op de vier spreekt van lichamelijke uitputting en 65 procent van de ouders vindt dat het ook een grote financiële inspanning vraagt. Toch blijkt ook dat 95% het opvoeden verrijkend vindt. Dat blijkt uit een onderzoek bij meer dan duizend Vlaamse ouders met peuters tussen 2,5 en 3 jaar.

Knuffelen en ondersteunen

Het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin publiceerde een nieuw rapport in het ‘Jong!-onderzoek’: kencijfers opvoeding en gezin bij kinderen van 30 en 36 maanden”. In het onderzoek schetsen veel ouders een positief en realistisch beeld over de opvoeding. Ongeveer 95% vindt het opvoeden van hun kind van 30 maanden verrijkend. De meerderheid meent de opvoeding van hun kind goed aan te kunnen (93,7% op 30 maanden; 94,5% op 36 maanden), ook al zijn er bijna bij iedereen wel eens wrijvingen.

Meer dan 98% van de ouders doet inspanningen om op een warme, ondersteunende manier met hun kinderen om te gaan, Met in de top drie van meest gerapporteerd gedrag: ‘knuffelen’, ‘praten met kind tijdens de verzorging’ en ‘de reden nagaan waarom het kind weent’. Spelen met het kind komt bij ongeveer vier vijfden ‘vaak’ tot ‘altijd’ voor op 30 maanden en bij drie vierden op 36 maanden. Ouders applaudisseren vaak of zeggen flink/bravo als het kind iets nieuws kan, ook knuffels, kusjes en complimentjes worden frequent gegeven als sociale beloning.

 

Vaste routines

Meer dan 90% van de ouders geeft aan vaak tot altijd voor een vaste routine in de dagindeling te zorgen, vaste tijdstippen voor eten en bedtijd te voorzien en doeltreffend om te gaan met moeilijke gedragingen of situaties. Deze vaststellingen sluiten aan bij wat we verstaan onder positief ouderschap.

Niet zonder inspanning

Ongeveer een derde van de respondenten geeft wel aan dat de opvoeding van hun kind veel van hun krachten vergt. Rond de 11% van de ouders vindt hun kind (30 en 36 maanden) niet eenvoudig op te voeden. De top drie van gedragingen waar ouders ‘helemaal niet’ of ‘niet zo goed’ mee kunnen omgaan zijn: het kind van 30 maanden vraagt constant aandacht (27,7%), weigert te eten (26,9%) en treuzelt met eten (25,1%).

Ouders kunnen beter omgaan met moeilijke opvoedingssituaties dan met het moeilijk gedrag van hun kind. De top drie van situaties waarmee ze ‘helemaal niet’ of ‘niet zo goed’ kunnen omgaan, is: het huishouden doen met het kind erbij (16,9%), telefoneren met het kind erbij (16,5%), het kind op het potje of toilet laten gaan (15,9%).

Sommige ouders voelen zich sociaal geïsoleerd. Ongeveer een derde meent dat zorgen voor het kind een inbreuk pleegt op de tijd die men met de partner of met vrienden wil doorbrengen. Ongeveer twee derden rapporteert minder tijd om te doen wat men graag doet. Een deel van de ouders vindt de opvoeding emotioneel (14%) en lichamelijk (25%) uitputtend.

Ongeveer twee derde van de ouders vindt dat het ook een grote financiële inspanning vraagt. Steun binnen en buiten het gezin 69 tot 80% van de ouders geeft aan dat er in hun gezin veel geborgenheid is. Een vierde tot bijna 46% van de ouders van een 2,5 jarige ervaart soms problemen met steun en communicatie binnen het gezin.

Wat de partnerrelatie betreft, vermeldt bijna een derde dat men het niet altijd eens is over hoe de kinderen opgevoed moeten worden. Bij iets minder dan een vijfde zorgt het opvoeden voor spanningen in de relatie. Niet alle ouders voelen zich gesteund door hun omgeving. Ongeveer een vijfde van de ouders met kinderen van 2,5 jaar krijgt geen hulp van vrienden en familie om voor hun kind te zorgen en een derde meent dat de gemeenschap waartoe men behoort geen sociale ondersteuning biedt.

Moeilijk gedrag is een uitdaging Iets minder dan de helft van de kinderen van 36 maanden vertoont drift- of woedebuien. Ongehoorzaam gedrag wordt ook bij ongeveer de helft van de kinderen gerapporteerd. Dat is ook niet ongewoon in deze fasen van de ontwikkeling (30 en 36 maanden) van het kind.

Reageren op ongewenst gedrag

Ouders rapporteren een variatie aan reacties op ongewenst gedrag, zoals het kind aankijken en neen zeggen, de stem verheffen, boosheid tonen. In veel mindere mate gaat het om: iets prettig afnemen van het kind, het kind negeren of apart zetten. Toegeven als een kind iets wil om zo een huilbui of boosheid bij het kind te vermijden, gebeurt zelden (2%). Ongeveer een derde van de opvoeders geeft aan soms ruwer om te gaan met het kind bij lastig of zeurderig gedrag. Ongeveer een vijfde geeft soms een tik.

Positief ouderschap

Eén van de voornaamste vaststellingen is: ouders passen positief ouderschap toe. Ze ondersteunen, stimuleren en moedigen hun jonge kinderen aan en hebben veel aandacht voor structuur en regelmaat. Hoewel de meerderheid van de ouders aangeeft de opvoeding aan te kunnen, toch zijn er specifieke situaties in de opvoeding waarvoor ze extra ondersteuning zouden kunnen gebruiken. De vragen van ouders gaan in veel gevallen wel over herkenbare thema’s gelinkt aan de normale ontwikkeling van het kind, zoals bv. zindelijkheid, koppigheid, slaaprituelen, straffen en belonen.

De onderzoeksresultaten bevestigen dat laagdrempelige opvoedingsondersteuning noodzakelijk is en dat de antwoorden op veelgestelde en leeftijdsspecifieke opvoedingsvragen voor veel ouders nuttig kunnen zijn. Zo blijkt uit het onderzoek dat ouders in stressvolle situaties soms ‘ruwer’ omgaan met het kind. Om daar meteen op in te spelen werd de informatie over ‘straffen en belonen’ op de website van Kind en Gezin herzien en aangevuld met tips van ouders voor ouders.

Een belangrijke taak is ook weggelegd voor de Huizen van het Kind om als lokale samenwerkingsverbanden het aanbod opvoedingsondersteuning en ontmoeting voor ouders (bv. opvoedingswinkel, mamacafé,…) zo goed mogelijk kenbaar te maken.

De toekomst is jong

Om een horizontale aanpak te stimuleren in het beleid rond jongen kinderen en hun gezin, organiseert Kind en Gezin in oktober 2016 de conferentie ‘De Toekomst is Jong’, in opdracht van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen. “Uit dit onderzoek blijkt dat het overgrote deel van de kinderen opgroeit in een warme omgeving, waarbij de ouders de opvoeding positief en verrijkend ervaren. Vanzelfsprekend hebben ouders opvoedings- en ondersteuningsvragen, we moeten dan ook zo goed mogelijk trachten om samen met hen naar de antwoorden op zoek te gaan. De Huizen van het Kind in Vlaanderen maken dat streven nu al in heel wat gemeenten en steden mee waar. Het blijft de ambitie om tegen het einde van deze regeerperiode in iedere gemeente een Huis van het Kind te realiseren”, besluit minister Jo Vandeurzen.

Lees het volledige rapport JOnG via Steunpunt WVG.