ouderen

'Ze mogen mij komen halen'

Suïcidepreventie bij ouderen

Ouderen overlijden vaker door zelfmoord dan andere leeftijdsgroepen, maar toch krijgt dit thema weinig aandacht. Er wordt weleens gedacht dat een doodswens en depressieve gevoelens horen bij het ouder worden. Dat is niet zo. De meeste ouderen leven graag en denken niet aan zelfmoord. Wanneer dat toch gebeurt, zullen ze niet snel over hun zelfmoordgedachten praten, vaak omdat ze anderen hier niet mee willen belasten. Ook zorg- en hulpverleners zijn terughoudend om het thema te bespreken met ouderen. Niet alleen omdat ze negatieve gedachten en gevoelens bij ouderen vaker normaliseren en minimaliseren, maar ook omdat ze vaak niet goed weten hoe ze ermee kunnen omgaan.

Het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) ontwikkelde adviezen en een e-learningmodule (www.zelfmoord1813.be/sp-reflex) om zorg- en hulpverleners te ondersteunen bij het detecteren, behandelen en opvolgen van zelfmoordgedachten en suïcidaal gedrag bij ouderen. Wanneer en hoe vraag je naar zelfmoordgedachten bij ouderen en welke specifieke interventies zijn er mogelijk? Daar bieden deze adviezen een antwoord op aan de hand van toegankelijke wetenschappelijke informatie en praktijkvoorbeelden. De adviezen kaderen in het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie waarbinnen ouderen een belangrijke doelgroep vormen.
Wat maakt ouderen kwetsbaar voor zelfmoord? En hoe breng je de adviezen als zorg- of hulpverlener in de praktijk? 
 
Zelfmoord bij ouderen
Wereldwijd tonen studies aan dat ouderen bijzonder kwetsbaar zijn voor zelfmoord. Ook in Vlaanderen komt zelfmoord het meest voor bij ouderen van 75 jaar en ouder. Net als op (jong)volwassen leeftijd komt zelfmoord frequenter voor bij oudere mannen dan bij vrouwen.
Suïcidepogingen komen echter minder voor bij ouderen. Suïcidaal gedrag op oudere leeftijd kent vaker een dodelijke afloop omdat de doodsintentie vaak meer uitgesproken is, omdat ouderen vaker kiezen voor agressievere methoden en omdat ze fysiek kwetsbaarder en vaker alleen zijn. 

Risicofactoren en beschermende factoren
Verschillende risicofactoren zijn gelinkt aan suïcidaliteit bij ouderen. De belangrijkste is depressie: de meeste ouderen met zelfmoordgedachten zijn depressief. Daarnaast verhogen angststoornissen, alcoholmisbruik en psychotische stoornissen het risico. Psychische stoornissen kunnen er mee toe leiden dat iemand in een suïcidaal proces terecht komt, maar kunnen ook het suïcidaal proces in stand houden. Zo kunnen specifieke denkprocessen eigen aan depressie en angst, zoals doemdenken, zwart-witdenken, en veralgemenen, ertoe leiden dat zelfmoord als enige uitweg wordt gezien.
Ook leeftijdsspecifieke fysieke veranderingen verhogen het risico op zelfmoordgedachten bij ouderen. Zo hebben ziekte, maar ook de gevolgen hiervan, zoals verminderde mobiliteit, en functionele beperkingen of pijn, voor sommige ouderen een heel grote impact op hun ervaren levenskwaliteit. In combinatie met andere risicofactoren lijkt zelfmoord dan het enige alternatief omdat de oudere geen hoop meer heeft dat zijn of haar levenskwaliteit nog opnieuw zal verbeteren.
Levensgebeurtenissen en veranderingen in de sociale situatie van de oudere spelen ook een rol in het ontstaan van suïcidaliteit. Zo kunnen het overlijden van een dierbare, een verhuis, het moeten stoppen met hobby's of het opgroeien van de kleinkinderen de sociale rol die men als oudere opneemt veranderen. Hierdoor kan de oudere zich minder verbonden voelen met anderen, met de maatschappij, met de wereld. De vraag “Voor wie of voor wat ben ik hier nog?” wordt dan vaak gesteld.

Signalen herkennen
Ouderen zullen minder snel spreken over psychische problemen of zelfmoordgedachten. Signalen zullen dan ook vaker indirect geuit worden.
Uitspraken die kunnen wijzen op zelfmoordgedachten bij ouderen zijn bijvoorbeeld: “Ik kan het niet meer aan", “Ik zou liever nooit meer wakker worden”, “Ze mogen me komen halen". 
Ook veranderingen in het gedrag of de stemming van ouderen kunnen wijzen op achterliggende zelfmoordgedachten. Misschien merk je dat de oudere lustelozer is, er plots minder verzorgd uitziet of minder eetlust heeft. Zelfmoordgedachten gaan vaak samen met depressieve symptomen. Bij ouderen zijn deze symptomen vaak somatisch en uiten die zich bijvoorbeeld als vermoeidheid, slaapproblemen of pijn. 

Zelfmoordgedachten bespreken 
Wanneer je signalen opvangt, is het belangrijk dat je die ernstig neemt en niet te snel toeschrijft aan de leeftijd of de context (bv. verlieservaring, verminderde zelfstandigheid). Benoem de signalen en uit je bezorgdheid. Bevraag hoe de oudere de signalen ervaart, welke betekenis ze voor hem of haar hebben en welke impact ze hebben op zijn of haar leven: “Je geeft aan dat je slecht slaapt, wat doet dat met jou?”, “Ik merk dat je vaker onrustig bent, is er iets wat je bezighoudt?”, “Het lijkt of je weinig energie hebt de laatste tijd, heb je het gevoel dat dit je beperkt in wat je wil doen?”
Daarnaast is het ook belangrijk om in te schatten in welke mate de oudere die negatieve gevoelens of gedachten nog onder controle heeft en zijn of haar leven nog als draaglijk ervaart. Een hoge mate van uitzichtloosheid of hopeloosheid kunnen er op wijzen dat de oudere aan zelfmoord denkt: “Wanneer de angst je overvalt, ben je dan soms bang om de controle over jezelf te verliezen?”, “Ik merk dat het leven je erg zwaar valt momenteel, zou je soms liever willen dat het gedaan zou zijn?”
Een doodswens gaat niet altijd gepaard met zelfmoordgedachten. Om hier duidelijkheid over te krijgen is het belangrijk dat je de zelfmoordgedachten expliciet durft te benoemen. Je zal hier niemand mee op gedachten brengen of choqueren: “Denk je soms aan zelfmoord?”, “Zou je soms liever een eind aan je leven willen maken?”

Suïciderisico inschatten
Wanneer blijkt dat de oudere inderdaad aan zelfmoord denkt, is het belangrijk dat je zo snel mogelijk inschat hoe acuut en dwingend deze gedachten zijn. Dat doe je door de aanwezige zelfmoordgedachten en -plannen zo concreet mogelijk te bevragen: “Hoe lang heb je deze gedachten al?”, “Hoe vaak heb je deze gedachten?”, “Heb je concrete plannen gemaakt om zelfmoord te plegen?” 
Ga ook na of de oudere toegang heeft tot dodelijke middelen (bv. medicatie, wapens) en wees extra alert wanneer volgende risicofactoren aanwezig zijn: een eerdere poging, psychische problematiek, middelengebruik (bv. alcohol, medicatie), gebrek aan sociale verbondenheid en recente stresserende levensgebeurtenissen. Breng daarnaast ook beschermende factoren in kaart zoals bijvoorbeeld goede coping vaardigheden, een steunend sociaal netwerk, een goed contact met de huisarts of andere professionele hulp. 

Wat nu?
Hoe concreter de plannen zijn, hoe hoger het risico is dat de oudere een zelfmoordpoging zal ondernemen. Wanneer het suïciderisico erg groot is, primeert de veiligheid van de oudere. Zorg dat de oudere niet alleen is en bevraag regelmatig de zelfmoordgedachten.
Bij een minder acuut risico is het aangewezen om samen met de oudere een safetyplan op te maken zodat de oudere voorbereid is op een eventuele suïcidale crisis.
Zelfmoordgedachten moeten specifiek behandeld worden. Bekijk samen met de oudere welke zorg het meest aangewezen is en maak werk van een goede zorgcontinuïteit. 
Je staat er niet alleen voor. Bespreek de situatie met een collega en breng in acute situaties andere betrokken hulpverleners (bv. huisarts) op de hoogte.
 
Meer weten?
Dit artikel is gebaseerd op de richtlijn ‘Suicidepreventie bij ouderen. Praktijkadviezen voor zorg- en hulpverleners’ van het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie. Bij deze richtlijn hoort ook een e-learningmodule die gratis beschikbaar is op: www.zelfmoord1813.be/sp-reflex
Meer over suïcidepreventie vind je in dit artikel van Weliswaar en in de richtlijn ‘Detectie en behandeling van suïcidaal gedrag’.
Zit je met vragen over zelfmoord? Dan kan je terecht op www.zelfmoord1813.be.