kinderen & jongeren

Wie gebruikt kinderopvang en hoeveel extra opvang is er nodig?

Kinderopvang en noden in kaart gebracht
18.12.2019
Foto's
Florian Van Eenoo

Welke gezinnen maken gebruik van kinderopvang? Hoe vaak worden baby’s en peuters opgevangen door crèches, onthaalmoeders, grootouders of een oppas en hoe groot zijn de opvangnoden in Vlaanderen? Grootschalig onderzoek schetst het gebruik van kinderopvang én maakt duidelijk hoeveel extra opvang er nodig is.

Kind en Gezin onderzoekt regelmatig het gebruik van kinderopvang bij kinderen onder de drie jaar. Daarbij wordt zowel het gebruik van formele kinderopvang – opvang tegen betaling door professionals zoals groepsopvang (crèches) of gezinsopvang (onthaalmoeders) – als het gebruik van informele opvang door bijvoorbeeld grootouders, buren of een oppas onderzocht.

Recent liet het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin het gebruik van kinderopvang in Vlaanderen in kaart brengen door het HIVA van KU Leuven, in samenwerking met Kind en Gezin. Nieuw is dat er niet alleen wordt gekeken naar het gebruik, maar dat er ook een inschatting wordt gemaakt van de onvervulde behoefte aan formele opvang voor baby’s en peuters in Vlaanderen.

Hoe vaak kinderopvang?

87% van de bevraagde gezinnen maakt gebruik van formele en/of informele kinderopvang. De overgrote meerderheid (77%) maakt gebruik van formele opvang, soms in combinatie met informele opvang. Bijna 70% van de gezinnen geeft aan gebruik te maken van informele opvang; 40% doet dat regelmatig, 29% af en toe. 

Bijna 60% gebruikt formele én informele opvang. 18% gebruikt enkel formele opvang en 10% gebruikt enkel informele opvang. 13% maakt geen gebruik van kinderopvang. 

Er wordt vooral door de week een beroep gedaan op kinderopvang. In de formele opvang zijn dinsdagen en donderdagen het drukst. Voor de informele opvang geldt het omgekeerde en zijn woensdag en vrijdag de drukste dagen. 

Baby’s en peuters worden op weekdagen gemiddeld 3,6 dagen per week opgevangen in de formele opvang en 1,7 dagen in de informele opvang. 

 

Meer regelmatige opvang als mama werkt

Regelmatig gebruik van kinderopvang is hoger als de moeder werkt en is het laagst als beide ouders niet werken. Hoe hoger het maandelijks netto-gezinsinkomen, hoe vaker formele én informele opvang wordt gebruikt.

Kansarme gezinnen en gezinnen met een moeder van niet-Belgische origine, maken minder regelmatig gebruik van kinderopvang.

Regelmatig gebruik van kinderopvang is het laagst in centrumsteden

Regelmatig gebruik van kinderopvang is het hoogst in Oost- en West-Vlaanderen en het laagst in Antwerpen en Limburg. Deze verschillen komen overeen met provinciale verschillen in de werkzaamheidsgraad van de moeders en de beschikbare plaatsen in het formele aanbod van kinderopvang per 100 kinderen.

In groot- en centrumsteden is het regelmatig gebruik van kinderopvang het laagst, wat grotendeels verklaard kan worden doordat daar meer kansarme gezinnen, niet-werkende moeders en moeder van niet-Belgische origine zijn.

Waarom wel of niet naar de opvang?

Bijna 90% van de gezinnen die gebruik maken van kinderopvang doen dat om te gaan werken. 54% kiest voor kinderopvang voor de ontwikkeling van de baby of peuter. 

De voornaamste redenen om geen gebruik te maken van opvang is het (al dan niet tijdelijk) niet werken van één of beide ouders (63%) en om zelf voor het kindje te kunnen zorgen met oog op het welzijn van de baby of peuter (52%). 30% geeft aan geen geschikte opvang te vinden doordat er bijvoorbeeld geen vertrouwen is in de opvang, omdat de opvang te duur is of omdat de opvanguren niet overeenkomen met de werkuren. Daarnaast geeft meer dan 11% van de gezinnen aan dat ze niet terechtkonden bij de formele opvang. Bijna 13% kon niet terecht bij informele opvang. 

 

Het vaakst naar de crèche

Wie regelmatig gebruik maakt van kinderopvang, maakt vaker gebruik van formele opvang (54%). 21% van de regelmatige gebruikers zorgt voor informele opvang.

Niet-schoolgaande kinderen die regelmatig opgevangen worden, gaan het vaakst naar  groepsopvang met inkomenstarief (38%), gezinsopvang met inkomenstarief (21%), grootouders (18%), groepsopvang met vrije bijdrage (16%), gezinsopvang met vrije bijdrage (4%) en andere vormen van informele opvang, zoals andere familieleden, een oppas, … 

Groepsopvang met inkomenstarief is de meeste gebruikte opvangvorm

Alleenstaanden, kansarme gezinnen en gezinnen met een moeder van niet-Belgische origine maken meer gebruik van formele opvang met inkomenstarief als meest gebruikte opvangvorm.

Bijna 90% van alle gezinnen uit de steekproef brengt hun kindje naar de opvang van hun voorkeur.

Meer nood aan formele opvang

De totale onvervulde behoefte aan formele opvang voor kinderen tussen 3 maanden en 3 jaar oud in Vlaanderen bedraagt 8,6%. Dat komt overeen met ongeveer 13.473 kinderen die gemiddeld 2,6 dagen in de week nood hebben aan formele opvang. 

"Op basis van dit onderzoek is e in Vlaanderen en Brussel tegen 2024 nog een nood aan 7.070 extra plaatsen" 

“Volgens Kind en Gezin is er op basis van dit wetenschappelijk onderzoek in Vlaanderen en Brussel tegen 2024 nog een nood aan 7.070 extra plaatsen”, zegt Nele Wouters, woordvoerder van Kind en Gezin.  “Als de Vlaamse Regering middelen voor bijkomende plaatsen ter beschikking stelt, verdelen we die zo goed mogelijk over Vlaanderen en Brussel, zodat de plaatsen gecreëerd worden waar er extra nood aan opvang is. Dit onderzoek staat immers toe te bepalen waar eventuele nieuwe plaatsen met voorrang gerealiseerd zouden moeten worden. En los van het aantal extra plaatsen, geeft het onderzoek ook onderbouwing om projecten rond toegankelijk op te kunnen zetten in de kinderopvang.” 

 

 

Onderzoeksmethode: 

Er werd een steekproef getrokken van 19.000 gezinnen in Vlaanderen met kinderen geboren tussen 1 juni 2015 en 1 februari 2018 uit gegevens van Kind en Gezin. In totaal namen er 6.594 gezinnen deel aan de bevraging. Gezinnen werden bevraagd door middel van een websurvey, een telefonische enquête of een face-to-face enquête.

Bijna 95% van de baby’s of peuters uit de steekproef woonde in één gezin met twee samenwonende of gehuwde partners, wat overeenkomt met de samenleving. 60% van hen heeft een moeder met een diploma hoger onderwijs (hogeschool of universiteit), iets meer dan in de samenleving (55%). 68% heeft een moeder die werkt, 41,8% voltijds en 26% deeltijds. 96% van de kinderen heeft minstens één werkende ouder, wat overeenkomt met de samenleving.

11% van de gezinnen uit de steekproef leeft in kansarmoede, iets minder dan in de samenleving (14%). 27% van de kinderen heeft een moeder van niet-Belgische origine, wat overeenkomt met de samenleving.

 

Lees het volledige onderzoek: ‘Het gebruik van en de behoefte aan kinderopvang voor baby’s en peuters jonger dan 3 jaar in het Vlaamse Gewest’.

Onderzoekers: Eveline Teppers, Wouter Schepers en Tine Van Regenmortel.