welzijn & zorg

Samen sterk tegen huiselijk geweld

Ketenaanpak verenigt hulpverleners uit verschillende disciplines
29.05.2017
Foto's
Jan Locus

Tegen eind dit jaar zou er in elke Vlaamse provincie een Ketenaanpak Intrafamiliaal Geweld moeten zijn. In Leuven is er net een proefproject afgerond en wordt de aanpak definitief ingevoerd. “Bij elke casus hebben we maar één doel: het geweld in de gezinnen stoppen.”

"Intrafamiliaal geweld is een complex gegeven: je hebt het geweld zelf, maar ook financiële problemen, drugsgebruik, psychologische problemen of verwaarlozing. In de traditionele hulpverlening krijg je dan een heel gamma aan diensten die naast elkaar werken”, vertelt Jessy Clynen, coördinator Intrafamiliaal Geweld voor de provincie Vlaams-Brabant. “Het CLB en het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling gaan aan de slag met de kinderen, het OCMW en het CAW met de ouders. Vaak zijn ze niet op de hoogte van elkaars werk en wordt er zelfs dubbel werk geleverd. Dat is niet efficiënt en bovendien vermoeiend voor de gezinnen zelf. Zij moeten hun verhaal telkens opnieuw doen en ze weten niet altijd bij wie ze terechtkunnen.” Om daar iets aan te doen, begon het arrondissement Leuven bijna twee jaar geleden met een proefproject: Ketenaanpak Intrafamiliaal Geweld. Ook in de andere provincies wordt al op deze manier gewerkt, onder meer bij Link in Hasselt en bij CO3 in Antwerpen (dat nu deel uitmaakt van het Family Justice Center).

 

Groot verschil

Eigenlijk komt deze Ketenaanpak neer op een samenwerkingsverband van verschillende partners, legt Clynen uit. “Daar zijn hulpverleners bij betrokken, onder meer van het CAW, het OCMW, het CGG (Centrum voor Geestelijke Gezondheid) en het agentschap Jongerenwelzijn. Maar verder ook mensen van het bestuur én van politie en parket. Vooral door die laatste partners kunnen we een groot verschil maken, omdat we veel korter op de bal spelen. Zo krijgen we meer daadkracht dan wanneer er alleen hulpverleners aan tafel zitten.” Al die partners hebben mensen afgevaardigd: zij vormen samen het operationeel team, dat twee keer per maand samenkomt. “Elk lid van het team kan dossiers aanbrengen, die we dan behandelen volgens de principes van ketenaanpak. Het gaat wel enkel om zware en complexe dossiers, waarin verschillende problemen samenkomen en intrafamiliaal geweld centraal staat.”

Zes stappen

Bij de aanmelding van een nieuw dossier wordt altijd een strak schema gevolgd van zes stappen, aldus Clynen. “Dat begint met de zogenaamde intake: de leden van het operationeel team kunnen het dossier op voorhand doornemen en tijdens het teamoverleg wordt het toegelicht. Dan volgt de dossiervorming: alle partners geven informatie over het betrokken gezin, al focussen we uitsluitend op intrafamiliaal geweld. Als het nodig is, stellen we een actielijst op. Dan wordt bij andere, externe diensten nog extra informatie opgevraagd. Wanneer alle informatie er is, kunnen we overgaan tot de ‘weging’. Daarbij maken we een risicoinschatting. Als het risico zwak of middelmatig is, hoeven we niet over te gaan tot de ketenaanpak. Dan gaat de aanmelder zelf verder aan de slag met het gezin, met een advies vanuit de ketenaanpak. Maar bij een groot risico begint de verdere procedure.”

Bij dossiers met een groot risico stelt het operationeel team een plan van aanpak op. “Per leefdomein worden heel concrete doelstellingen vastgelegd”, vertelt Clynen. “Dat de moeder een leefloon moet aanvragen bij het OCMW bijvoorbeeld, binnen een bepaalde termijn. Of dat de vader een eigen woonruimte moet zoeken. Als die doelen vastliggen, wordt er een casusregisseur aangesteld. Het gaat om een lid van het operationeel team of om iemand uit de organisatie, die alles op elkaar afstemt en contact heeft met het gezin en de verschillende organisaties. Die persoon heeft een helikopterperspectief en neemt de casus verder in handen. Al is er altijd terugkoppeling mogelijk als er iets anders loopt dan voorzien. Bijvoorbeeld: een koppel dat van plan was te scheiden, maar het toch niet doet. Dan komt er een nieuw plan van aanpak. De casusregisseur wordt zeker niet aan zijn lot overgelaten. En ten slotte is er de evaluatie: na één, vier en tien maanden. We bekijken telkens hoe alles loopt, of er zaken moeten veranderen en of het dossier afgesloten kan worden.” Op dit moment zijn er al 23 casussen gestart, waarvan er drie afgesloten zijn. “En ja, die zijn allemaal tot een goed einde gebracht”, aldus Clynen. “Daar zijn we echt wel tevreden over, omdat er nu oplossingen zijn voor problemen die al lange tijd vastzaten.”

Minder interventies, sneller hulp

Nicolas Del Piero van de Leuvense politie − vanaf het begin betrokken bij dit project − was meteen enthousiast om mee te werken. “In Leuven was er rond intrafamiliaal geweld altijd al een goede samenwerking van de verschillende partners. Maar we merkten toch dat het bij de zwaarste casussen moeilijk liep. Die mensen bleven maar terugkeren naar de politie en vonden heel moeilijk de weg naar de hulpverlening.” Daarom vindt Del Piero het zo belangrijk dat de politie een vaste partner is in het operationeel team. “Wij zijn bevoorrechte getuigen van veel zaken, simpelweg omdat we gebeld worden bij zware problemen. Nu kunnen wij die mensen een uitweg bieden, als we zien dat het uit de hand loopt. Op voorhand had ik wel gedacht dat veel cliënten wat sceptisch zouden zijn: de politie die hen naar de hulpverlening leidt? Maar in de praktijk merken we dat zij vaak vragende partij zijn. Ik herinner me één cliënt die zei: ‘Ik wil minder contactpersonen, maar wel een oplossing.’ En eigenlijk is dat wat ze allemaal willen, slachtoffers én daders, dat het geweld ophoudt.”

“Een politie-interventie is een ingrijpende ervaring voor een gezin. Elke crisissituatie die je kunt vermijden, is een trauma minder.”

“En deze methode lijkt te werken”, zegt Del Piero. “Ik vraag soms aan collega’s bij de politie hoe het met de lopende zaken zit. Ze reageren meestal verbaasd: ze horen er amper nog iets van. Ik heb ook de statistieken nagekeken en dat gevoel blijkt te kloppen. Bij de casussen die behandeld worden in de ketenaanpak, moeten we veel minder interventies doen. En dat is sowieso winst. Een politieinterventie is een ingrijpende ervaring voor een gezin. Elke crisissituatie die je kunt vermijden, is een trauma minder. Dat wil niet zeggen dat alle problemen opgelost zijn, maar wel dat cliënten veel sneller hulp vinden. Het gaat zelfs zo ver dat we de laatste maanden moeilijker nieuwe casussen vinden. Door de goede samenwerking tussen de verschillende partners, vinden mensen beter de weg naar de juiste hulp.”

Del Piero veranderde onlangs van functie, dus hij is ook uit het operationeel team gestapt. Maar dat hoeft niet negatief te zijn, zegt hij zelf. “Er komt nu een andere collega van de politie bij, waardoor al die interessante kennis en technieken weer verder worden verspreid. Dat is op zich al een grote meerwaarde.”

De investering waard

Een zeer positief verhaal dus. Ook Jessy Clynen ziet vooral voordelen, zeker voor de gezinnen zelf. “Zij hebben nu één aanspreekpunt en één plan, in duidelijke fases. Dat geldt trouwens ook voor de organisaties. En de vaste partners leren elkaar beter kennen en werken nauwer samen, wat ook voor andere dossiers zeker een voordeel is.” Het grote nadeel? Dit is een tijdsintensief werk. De partners doen het naast hun gewone job. “Alle leden van het operationeel team zien de voordelen, maar de organisaties krijgen hiervoor geen extra middelen. Het is voor hen dus wel een extra belasting: de dossiers grondig voorbereiden, twee keer per maand samenkomen, geregeld optreden als casusregisseur. Maar iedereen beschouwt het wel als een investering, omdat die cliënten – die nu keer op keer terugkeren – in het beste geval ook voorgoed geholpen worden.” Dat bevestigt Annemie Clerckx van het OCMW Leuven, die ook deel uitmaakt van het operationeel team. “Het klopt natuurlijk dat dit project de werkdruk verhoogt, maar ik vind het zo waardevol dat ik nog geen moment gedacht heb om ermee te stoppen. Bovendien is dit op het einde van de rit zelfs een verlichting. Er worden goede oplossingen gezocht voor zware dossiers. We kunnen bepaalde gezinnen, die vaak al jaren problemen hebben, echt helpen. Dat maakt het allemaal goed, want elke vorm van geweld is er één te veel.”

Helikopterperspectief

Volgens Clerckx is dit project vooral zo uniek omdat politie en parket mee aan tafel zitten. “Bij een gewoon zorgoverleg is dat niet het geval, en dan bots je toch vaak op muren of je blijft in cirkeltjes draaien. Door die extra partners heb je wat meer daadkracht. Natuurlijk zijn er soms wel cultuurverschillen tussen de partners. Bij het OCMW moeten we ons bijvoorbeeld aan strikte regels houden, waardoor onze hulp soms eindigt waar die van andere organisaties nog verder reikt. Maar door de ketenaanpak krijgen we meer inzicht in elkaars werk en ontstaat er ook meer onderling begrip. Vroeger kon ik soms sakkeren op de politie en hun strenge aanpak, terwijl ik nu heb ingezien dat zij al veel meer dienstverlening doen dan ik dacht.”

“Doordat politie en parket mee aan tafel zitten, kunnen we veel korter op de bal spelen. Zij geven het geheel wat meer daadkracht.”

Clerckx nam al enkele zaken op als casusregisseur en ook dat zijn positieve ervaringen. “Eigenlijk werk ik dan met dezelfde diensten samen als wanneer ik mijn ‘gewone’ werk voor het OCMW doe. Maar ik voel toch iets meer daadkracht, omdat ik vanuit een helikopterperspectief kan werken. En ook voor de cliënten is het anders, omdat politie en parket betrokken zijn: slachtoffers voelen zich nog meer gesteund en daders beseffen dat het menens is.”

Wat met beroepsgeheim?

Dan is er nog één heikel thema: het beroepsgeheim. Allerlei partners die informatie uitwisselen over cliënten, kan dat eigenlijk wel? “Wij beginnen alleen aan een casus als we toestemming hebben van de verschillende gezinsleden”, vertelt Clynen. “Als een bepaald lid geen toestemming geeft, dan werken we niet rond die persoon. In één dossier hebben we zelfs bewust alleen de toestemming van de moeder gevraagd en hebben we ook alleen rond haar gewerkt, omdat we bang waren dat we haar anders in gevaar zouden brengen. De veiligheid van de cliënten primeert uiteraard altijd. Maar er is nu een nieuw wetsartikel in de maak over infodeling bij casuscoördinatie. Dus als dat er komt, zal het voor ons nog makkelijker werken worden. Maar al bij al ondervinden we hierbij weinig problemen. De meeste gezinnen werken graag mee, omdat ze zo nauw betrokken worden en vooral omdat er dan oplossingen in zicht komen. Ons doel is altijd om het geweld te doen stoppen, niet om gezinnen extra te straffen. Integendeel: als we kunnen voorkomen dat de politie wekelijks voor de deur staat – wat bij veel van deze gezinnen helaas het geval is – dan is onze missie al voor een groot deel geslaagd.”