welzijn & zorg

De kleur van de zorg

Patrick Loobuyck zoekt naar hedendaagse ethische waarden

De welvaartsstaat werd decennialang georganiseerd volgens levensbeschouwelijke voorkeuren. Ook de zorg was verzuild. De zuilen bestaan nog steeds, maar de wereld is ingrijpend veranderd. Moraalfilosoof Patrick Loobuyck geeft een genuanceerd beeld van zorg en levensbeschouwing in een geseculariseerde samenleving.

De wetenschap heeft de mogelijkheden van de zorg fors uitgebreid. En dankzij de toegenomen welvaart kunnen we die versterkte zorg aan zoveel mogelijk mensen aanbieden. Maar een even grote ontwikkeling is de secularisering die onze samenleving de afgelopen eeuw totaal heeft veranderd. Bij een toenemend aantal zorgverleners en patiënten speelde de geloofsovertuiging steeds minder een rol.

De dynamiek van die ontwikkeling heeft Patrick Loobuyck (UAntwerpen) beschreven in De seculiere samenleving. Over religie, atheïsme en democratie. Het is een genuanceerd boek met een boodschap: Patrick Loobuyck pleit voor een “levensbeschouwelijke, morele en democratische geletterdheid”. Het is voor hem de manier om in een superdiverse samenleving de boel samen te houden. “De secularisering zet zich drastisch en onomkeerbaar door in West-Europa, maar de religie verdwijnt vooralsnog niet – al was het maar omdat er de laatste decennia heel wat mensen naar hier zijn gemigreerd met een doorleefde en zichtbare religieuze identiteit.”


We denken vandaag al snel dat we als zorgklanten gebruikmaken van een neutrale dienst, terwijl de zorg zelf nog steeds voor een belangrijk deel levensbeschouwelijk is georganiseerd. Is dat niet vreemd?
Patrick Loobuyck: “Het heeft er alles mee te maken dat België een verzuild middenveld heeft ontwikkeld, waarbij samenlevingen in de samenleving werden gecreëerd. Onderwijs en zorg waren grotendeels niet op poten gezet door de overheid, maar door levensbeschouwelijke organisaties. Dat model waar werkelijk alles werd gelinkt aan een zuil, van ziekenhuizen tot fanfares, staat onder druk. Door de secularisering krijgt levensbeschouwing een andere plaats in onze samenleving. De autoriteit en de zeggingskracht van de traditionele godsdienst is fel verminderd, en dus verkleint ook de verbondenheid met het geloof. In alle organisaties is bovendien de diversiteit toegenomen, waardoor het niet meer zo evident is om vanuit een levensbeschouwing je activiteit als organisatie te ontplooien.’

“Je moet zowel de levensbeschouwing van de zorgverstrekker als die van de cliënt in rekening brengen. Dat is geen makkelijke oefening.”


Er is toch nog een verschil tussen een actieve geloofspraktijk en het volgen van religieus getinte waarden?
“De zogenaamde cultuurchristenen belichamen ook een verhaal dat volgens mij op de laatste benen loopt. De diversiteit maakt het moeilijk om vanuit één welbepaald perspectief die waarden te duiden. Bovendien zijn de verdedigde algemene waarden zo algemeen dat je ze nog moeilijk alleen als christelijk kan beschouwen. Liefde, respect, medelijden zijn waarden die ik als atheïst ook erken, net zoals een moslim dat ook zal doen. Het is ook allerminst zo dat zorgverleners van een katholieke instelling of het lerarenkorps van een katholieke school dat christelijke project nog automatisch dragen. En dan zit je echt met een probleem. Als de dragers van de traditie verdwijnen, moet je op zoek naar nieuwe modellen om met die levensbeschouwing om te gaan. Die transitie maken we volop mee. Heel wat middelveldorganisaties zijn op zoek naar een manier om levensbeschouwing een plaats te geven. Sommigen hullen zich in neutraliteit, maar dat lijkt me moeilijk. Je komt in de zorg in contact met mensen en hun persoonlijke levensbeschouwing en bovendien voer je ook een taak uit die rechtstreeks met levensbeschouwing te maken heeft.”


Actief pluralisme is een bekend nieuw model om met levensbeschouwing om te gaan. Moeten we ons daarop richten?
“Levensbeschouwing moet in dat model een plaats krijgen in een instelling en moet besproken worden. Maar de benadering gebeurt niet meer vanuit één welbepaald perspectief. Je moet zowel de levensbeschouwing van de zorgverstrekker als die van de cliënt in rekening brengen. Dat is geen makkelijke oefening. Op de werkvloer van de zorgsector zie je dan vaak handelingsonbekwaamheid opduiken. Hoe kan een arts weten wat er in het hoofd omgaat van een orthodoxe moslim of jood die op consultatie komt? Zeker in een stad krijg je in een dokterskabinet de hele wereld over de vloer. Sommige dienstverleners zullen in zo’n geval iedereen strikt gelijk behandelen. Anderen zullen net wel veel aandacht besteden aan de religieuze achtergrond van de cliënt. Je moet een professionele attitude ontwikkelen hoe je met die diversiteit en met je eigen levensbeschouwing omspringt. We zoeken vandaag volop hoe die nieuwe relatie kunnen vormgeven, ook in opleidingen.”

Redelijkheid als norm


“Welke levensbeschouwing de burgers ook hebben, ze moeten aanvaarden dat het publieke leven niet op basis van particulier levensbeschouwelijke overtuigingen gereguleerd moet worden”, schrijft Patrick Loobuyck. De basis wordt gevormd door autonome, op zichzelf staande en voor iedereen aanvaardbare politieke waarden en principes. Dat is wat de Amerikaanse filosoof John Rawls ‘de overlappende consensus’ noemde. Het is in een stabiele samenleving belangrijk dat alle groepen in die samenleving het over de meest essentiële zaken eens zijn. Europeanen zijn in de regel eerder geneigd gelijkheid voor iedereen na te streven, terwijl in de Angelsaksische wereld meer ruimte is voor ‘redelijke accommodatie’, waarbij uitzonderingen worden toegelaten als ze anderen niet schaden of storen. Maar als iedereen voor zijn levensbeschouwing een plaats in de zorg wil, bestaat het gevaar niet dat redelijke accommodatie leidt tot willekeur of waardenloosheid?

“Heel wat middelveldorganisaties zijn op zoek naar een manier om levensbeschouwing een plaats te geven.”


In Canada en de Verenigde Staten wordt redelijke accommodatie door het hooggerechtshof opgelegd. Europa is weigerachtiger, hoewel we ons in de praktijk toch vrij flexibel opstellen. Redelijke accommodatie laat individuele uitzonderingen toe, maar wekt de indruk rechtsongelijkheid in de hand te werken. Het is niet goed voor de samenleving als de publieke opinie denkt dat een bepaalde groep meer mag dan normaal, kijk maar naar de discussie over onverdoofd slachten. Ik ben het idee van accommodatie genegen. Als minderheidsgroepen een uitzondering vragen, kan je beslissen om niet naar die claim te luisteren. Ik denk echter dat het goed is om minstens te luisteren naar zo’n claim en te onderzoeken of je er als organisatie aan tegemoet zou kunnen komen, zonder dat het je eigen werking ondermijnt. Als een gelovige vrouw alleen door een vrouwelijke gynaecoloog wil behandeld worden, dan kan dat uiteraard niet als er alleen een mannelijke gynaecoloog op het dienstrooster staat. Als je echter iets kan regelen, zonder dat iemand er nadeel van ondervindt, dan ben ik een koele minnaar van redelijke accommodatie. Maar bij elke beslissing speelt de context uiteraard mee.”


Legt dit geen druk op de schouders van zorgverleners, die wel heel veel kennis moeten hebben om elke context correct te doorgronden?
“Dat klopt. Net daarom hebben we voor zorgverleners een goede opleiding en begeleiding nodig. Die redelijke accommodatie moet stoppen als de kwalitatieve uitvoering van je eigen praktijk in gevaar komt. En je kan uiteraard geen basisrechten schenden.”


En is het geen bijkomende uitdaging dat de al dan niet levensbeschouwelijke waarden van de zorg vaak in contrast staan met de toegenomen kwantificering en prestatiedrang?
“Het doorgedreven marktdenken in de zorg roept vragen op, dat geldt overigens ook voor het onderwijs en de universiteit. Vroeger kon je als zorgverlener aan de slag als je, diploma in de hand, een goede zorgverlener wilde zijn. Vandaag heerst er een systemisch wantrouwen waardoor je je voortdurend moet bewijzen, streepjes zetten bij het aantal bedden dat je hebt gedaan en gesprekken die je hebt gevoerd. Daarbovenop komt nog de inflatie aan evaluatieprocedures, die vaak gebaseerd zijn op criteria die weinig te maken hebben met het beroep dat je beoefent. Niet de kwaliteit telt dan, maar het aantal bedden. Terwijl dat niet de intrinsieke kwaliteit van zorg is. Die gaat over iets helemaal anders. Die slinger is enorm doorgeslagen. Ik hoop dat we met zijn allen inzien dat die attitude echt nefast is voor de zorg.”


Die overbevraagde zorgverlener moet ook nog een keer de complexe wereld kunnen beheren, in de vorm van een superdivers cliënteel?
“In dat geval kan redelijke accommodatie oplossingen bieden. Breng de context zoveel mogelijk in rekening. En hoed je voor grote beslissingen die boven de hoofden van de sector worden genomen. Ik heb begrip voor die centraal genomen beslissingen, maar ze zijn niet altijd de beste oplossing. De superdiversiteit is nu eenmaal een realiteit waarmee we aan de slag moeten. De verwachting dat je voor homogene groepen terechtkomt in de zorg of in het onderwijs, is niet meer van deze tijd. Het is uiteraard lastiger om met zeven of meer nationaliteiten op de afdeling van een ziekenhuis te werken. Maar er is geen alternatief. Zeker ook omdat in grote steden de bevolking een optelsom van minderheden wordt, de autochtone bevolking incluis. We moeten daarmee aan de slag. Bovendien is zorg altijd contextueel. Je wordt in de zorg altijd geconfronteerd met een mens, een individu met een eigen verhaal. Je kan algemene zorgkwesties centraal regelen, maar bij particuliere zorgvragen primeert toch de context waarin de zorgvraag ontstaat.”


Zorgverleners staan in de voorste linies bij die maatschappelijke transitie. Vandaar uw pleidooi voor meer en betere opleiding?
“Mijn pleidooi voor een levensbeschouwelijke, morele en democratische geletterdheid gaat vooral over het lager en middelbaar onderwijs, maar kan je zonder meer ook uitbreiden naar het hoger onderwijs. Ik vind dat we veel te weinig aandacht besteden aan burgerschap, diversiteit en hoe je ermee kan omgaan. Mensen hebben tijdens hun schooltijd twaalf jaar lang godsdienst of zedenleer gehad – er zijn er maar weinigen die een vrijstelling vragen. Over de levensbeschouwelijke geletterdheid zijn er vandaag geen cijfers voorhanden, maar naar mijn gevoel is het er toch triest mee gesteld. Mensen die in de zorgsector aan de slag gaan, moeten we optimaal voorbereiden op de superdiverse wereld. In de opleidingen wordt daar al rekening mee gehouden. Maar, en ik grijp terug naar het punt dat ik in het begin van het gesprek maakte, de opleidingen worden vaak georganiseerd door levensbeschouwelijk getinte instellingen die de oorspronkelijke levensbeschouwing alleen nog als cultuurwaarden uitdragen. Ik vergelijk die instellingen in mijn boek met skeletten: de organisatie bestaat uiteraard nog, maar de levensbeschouwing is er stilletjes uit verdwenen. Daar denk ik dat we nog een stap verder moeten gaan, met een vak over levensbeschouwing, ethiek, burgerschap en filosofie. Dat zou voor studenten die in de zorg- en gezondheidszorg aan de slag gaan, toch heel nuttig kunnen zijn.”


Wat zijn dan nog de waarden die een levensbeschouwelijk getinte instelling vandaag hanteert?
“Femma, beweging.net, de scouts: allemaal organisaties die ofwel het predicaat christelijk geschrapt hebben ofwel zoeken naar een nieuwe plek voor levensbeschouwing. Dezelfde discussie heb je uiteraard bij vrijzinnigen. De Vrije Universiteit Brussel kan zich bijvoorbeeld de vraag stellen wat ‘vrij’ nog betekent vandaag. Historisch gezien is dit perfect te verklaren. Maar wat moet die vrijzinnigheid vandaag zijn? Vrij onderzoek? Dat doet de KU Leuven ook. Of staat vrijzinnig gelijk met atheïstisch of zelfs antiklerikaal? Moeten de jonge Brusselse praktiserende moslims dan soms geweerd worden van de universiteit? De discussie over de draagkracht en de betekenis van de levensbeschouwing in grote organisaties is volop bezig. Uiteraard is het, zoals in het hoger onderwijs en de universiteit, een ingewikkelde afweging, omdat de verzuiling ook machtsstructuren heeft mogelijk gemaakt, grote bedrijven die hun belangen nastreven.”


Het bevragen van die levensbeschouwelijke traditie is het nieuwe normaal?
“Als je de zorgsector vergelijkt met het onderwijs, dan gaat de zorg beter en opener om met de erfenis van de verzuiling. Zeker op institutioneel vlak. In het onderwijs hangt er vaak nog een conflictsfeer en speelt de concurrentie tussen het vrije en het gemeenschapsonderwijs nog steeds. Organisaties worden niet neutraler, maar staan meer open voor mensen met verschillende vragen en achtergronden. De Broeders van Liefde zijn nog steeds een christelijke organisatie, met een deontologische code waarin het waardenchristendom een belangrijke rol speelt. Maar ook bij de Broeders van Liefde werken uiteraard tal van geseculariseerde mensen. René Stockman, de generale overste van de Broeders van Liefde, heeft over die spanning het boek Christelijke identiteit, een utopie? geschreven. Organisaties die echt katholiek willen zijn, stelt Stockman, moeten een duidelijke keuze maken. Breng het geloof in de praktijk en communiceer het, zodat mensen weten wat ze kiezen. Als een organisatie dat niet wil of kan, dan komt er hoe dan ook een vorm van pluralisme in de plaats. Ik heb de indruk dat op het terrein vooral de pluralistische optie op enthousiasme kan rekenen. In plaats van terug te plooien, is men eerder aan het zoeken naar manieren om die openheid nog te verbreden.”


Het is toch niet vanzelfsprekend om zo maar even een nieuw waardenpatroon uit te vinden?
“In mijn De seculiere samenleving heb ik vooral getracht om nieuwe spelregels te zoeken, krijtlijnen uit te zetten. Wie buiten de krijtlijnen wil spelen, doet eigenlijk niet echt mee. Maar binnen de krijtlijnen is er enorm veel mogelijk: instellingen die zich linken aan een overtuiging, pluralistische instellingen of instellingen die zich zo neutraal mogelijk opstellen. Een ander punt is de professionalisering van de zorgsector. Je krijgt vandaag een baan omdat je capabel bent, niet omdat je een overtuiging hebt. Als door de professionalisering het denken en praten over waarden en diversiteit echter ophoudt, dan lijdt je een duidelijk verlies. We moeten die verschraling vermijden en het gesprek blijven voeren, vanuit een open, pluralistische, geseculariseerde invalshoek. Ik ben daar niet pessimistisch over. De sector is er echt mee bezig. De vrees bestond bij sommigen dat de secularisering en ontzuiling tot waardenloosheid en relativisme zouden leiden. Ik deel die vrees niet.”


We moeten dus eenvoudigweg op zoek naar nieuwe manieren om ethiek te bespreken en in de praktijk te brengen?
“Ja, en we moeten dat doen vanuit een breed perspectief. We moeten vandaag niet opnieuw een vorm van overkoepelende levensbeschouwing binnenbrengen in de zorg. Wel is het volgens mij belangrijk om weerwerk te bieden tegen het rendementsdenken in de zorg. Ik ervaar in dat opzicht toch een spanning tussen wat er bij zorgwerkers leeft en wat ik in visieteksten lees. De moeilijkheid bestaat erin dat er geen eindverantwoordelijke is voor dat rendementsdenken, tenzij je die verantwoordelijkheid zou leggen bij abstracte decreten. Uiteraard zal de minister altijd met recht en reden zeggen dat hij correct moet meten om de beschikbare middelen goed te verdelen. Maar misschien onderschatten we nog hoe zo’n decreet top down wordt uitgevoerd, met parameters die vaak niets met de praktijk te maken hebben. Dit maakt een open gesprek over waarden alleen maar belangrijker, ook omdat zovele andere maatschappelijke ontwikkelingen totaal nieuwe vragen oproepen. Neem nu de vergrijzing. Die zal ons voor ongeziene dilemma’s en uitdagingen plaatsen. Alleen al de discussie over de betekenis van levenskwaliteit zal ons jaren bezighouden, zowel wat de ethische, medische als levensbeschouwelijke aspecten betreft. En wat met de wetenschappelijke kennis die ons in staat stelt om de gevolgen van onze levensstijl beter te meten en te beheren? Moeten we straks mensen de rekening presenteren omdat ze pech hebben gehad in hun leven? Ik ben daarentegen heel erg te vinden voor de universele basiszorg. Maar ook om dat vandaag overtuigend te bepleiten, moet je ethiek dus breder benaderen en altijd de context in het oog houden.”

>> Patrick Loobuyck, De seculiere samenleving. Over religie, atheïsme en democratie, Houtekiet, 2013, 254 p. ISBN 9789089242594.
>> Patrick Loobuyck, Meer LEF in het onderwijs. Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie voor iedereen, 2014, VUBPress, 118 p. ISBN 9789057184000.
>> Patrick Loobuyck (red.), Samenleven met overtuiging(en). Levensbeschouwing, democratie en wetenschap, 2105, UPA/ASP, 267 p. ISBN 9789057184352.