welzijn & zorg

Daderbegeleiding in het justitiehuis

“Het verplichte contact zorgt voor continuïteit in de begeleiding”
28.07.2017
Foto's
A. Soens

Ilse Schellaert is justitieassistente in het justitiehuis van Brussel. Daar heeft ze de opdracht daders te begeleiden. Ze vindt de algemene opleiding sociaal werk een grote meerwaarde voor haar dagelijkse praktijk. Daderbegeleiding is een zeer specifieke invulling van het sociaal werk, “tijdens de opleiding heb ik geleerd om gesprekken aan te gaan”, zegt Ilse.

Sociaal werker in hart en nieren Ilse Schellaert is gepassioneerd door haar job. Ze houdt van wat ze doet en wil ook graag meebouwen aan een bijzondere toekomst voor de sociaal werker en zijn opdracht. “In onze job start je met een wit blad en hoop je dingen te bereiken. Je moet geloven dat je mensen kan veranderen. Het miniemste verschil is vooruitgang. Daarvoor is een gezonde dosis realisme nodig en het besef dat dé oplossing er niet van vandaag op morgen ligt.”

Hulp aan daders

Haar collega’s verzorgen slachtofferonthaal en burgerrechtelijke opdrachten, gemandateerd door de familierechtbank. Ze doen bijvoorbeeld een onderzoek naar de leefsituatie bij een echtscheiding. Ilse zelf werkt in het justitiehuis enkel met daders. Zij en haar collega’s werken in een verplicht kader, dat maakt dat mensen niet vrijwillig om hulp vragen als ze bij haar over de vloer komen. “In onze sector hebben mensen soms geen zin om te praten over hun problemen. Daarom is de opleiding belangrijk, je leert er praten met mensen die er geen zin in hebben, omdat ze andere dingen aan hun hoofd hebben of omdat ze 'in de miserie’ zitten. Er wordt in hun privézaken gespit en er worden lastige vragen gesteld.”

Ilse krijgt wel eens de vraag wat justitie met hulp te maken heeft. Die vraag wuift ze makkelijk weg met voorbeelden uit haar dagelijkse praktijk. “De eerste stap is vaak een gesprek met toelichting van het jargon. Het moeilijke taalgebruik binnen justitie is soms een drempel. We klaren samen uit waarom ze hier zijn en welke verwachtingen de rechtbank heeft. Ik licht ook toe hoe het beroepsgeheim zich tegenover de meldingsplicht verhoudt. Om te kunnen helpen moeten mensen ons vertrouwen, maar we zijn er ook om te controleren of de voorwaarden worden nageleefd.”

Toch heeft Ilse geen moeite met het opbouwen van een vertrouwensband. “Het verplichte contact zorgt er voor dat er continuïteit is in de begeleiding. Je kan langzaam iets opbouwen en naar iets toe werken. Ook de manier waarop je mensen ontvangt, kan een verschil maken.”

Daderbegeleiding is een eerstelijnsdienst. “We helpen met praktische zaken en verwijzen door voor verdere hulp. Hier is geen therapeutisch aanbod en we zijn beperkt in de tijd door het mandaat dat we krijgen. In die beperkte periode proberen we erachter te komen wat mensen nodig hebben. Is er een hulpvraag die we met hen kunnen helpen duidelijk te formuleren? Op het einde van de rit mogen cliënten niet afhankelijk zijn van Justitie. We helpen ze door samen te werken en te motiveren, ze te stimuleren inzichten te verwerven en ze door te verwijzen naar de tweede lijn. Zo bouwen ze een netwerk op, die hen kan helpen na de verplichte begeleiding.”

Over de jaren ziet Ilse wel mensen terugkeren. “Sommige mensen hervallen. Ook dan moet je er opnieuw voor kunnen gaan. Je bent betrokken en mag de overtuiging niet verliezen dat het anders kan. Anders zorgt dat voor frustraties en raak je overspoeld.”

Sociaal werk op de agenda

Ilse neemt deel aan een Werkgroep rond justitie en welzijn die mee de sociaalwerkconferentie van 2018 voorbereidt. “Er is, denk ik, veel overlap in de praktijk, we delen een zelfde visie en basishouding. Dat hebben we te danken aan de brede opleiding die sociaal werkers leert werken in een bepaalde context en met verschillende technieken. De concrete invulling wordt bepaald door de opdracht en organisatie, er zijn kleine accenten die anders liggen. Ik vind het fijn om gelijkgestemden te ontmoeten, maar we voelen wel allemaal aan dat het niet goed zit met de beeldvorming rond ons beroep."

Sociaal werk is breed en daarom moeilijk definieerbaar. “De verbindende factor is ongetwijfeld het werken met mensen. We bewandelen samen een weg en willen iets betekenen voor de cliënt. Het enige nadeel is dat praktijkwerkers niet goed zijn in het uitleggen van wat ze doen, ze doen het gewoon. Misschien ligt het daaraan of aan het feit dat we niet met een stem spreken bij gebrek aan beroepsvereniging, maar we profileren ons zelden als sociaal werkers.”

“Praktijkwerkers zijn niet goed in het uitleggen van wat ze doen, ze doen het gewoon.”

Ilse ziet mogelijkheden om sociaal werk op de agenda te plaatsen. “We moeten wakker worden en onszelf leren verkopen. Dat kan door concreet en aantoonbaar maken wat we nu juist doen voor de maatschappij. Hier en daar gaan al stemmen op om onze diensten uit te besteden omdat ze dan goedkoper zouden zijn. Het is aan ons om onze expertise aan te tonen en ook met resultaten naar buiten te komen. De master maatschappelijk werk moet opgewaardeerd worden. Dat kan het maatschappelijk debat voeden.” Ilse ziet het duidelijk voor zich: “Praktijkwerkers detecteren moeilijkheden, masters met de nodige voeling met sociaal werk kunnen die dan vertalen naar het beleid en zo dragen alle sociaal werkers hun steentje bij.”