welzijn & zorg

Cliënten ondersteund, mantelzorgers ontlast

Diensten Ondersteuningsplan vormen netwerken rond personen met een handicap

In 2010 stelde Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen, zijn Perspectiefplan 2020 voor. Daarin werd een nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap voorgesteld. De belangrijkste doelstellingen zijn de zorggarantie voor personen met de grootste ondersteuningsnood in de vorm van zorg en assistentie in natura of in de vorm van contanten. Daarnaast moeten gebruikers goed geïnformeerd worden en moeten de zorg en assistentie vraaggestuurd zijn.

Het onderzoek van Stephy Colla en Bea Maes van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wil een beeld geven van de Diensten Ondersteuningsplan en hun werking, en inhoud en kwaliteit van de ondersteuningsplannen, nagaan of er meer inclusieve ondersteuning gerealiseerd wordt en of de ondersteuning door een Dienst Ondersteuningsplan leidt tot een verruiming of activering van het netwerk. Naast analyse van documenten en ondersteuningsplannen werden er ook focusgroepen georganiseerd waarin medewerkers van een dienst hun visie op de werking konden geven. De effectieve ondersteuning werd geregistreerd en cliënten werden bevraagd. De diensten hebben als centrale opdracht de vraag van de personen met een handicap die nog geen steun kregen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) te verduidelijken. Dat proces moet resulteren in een ondersteuningsplan. Op het moment van het onderzoek (begin 2013) waren er zes diensten ondersteuningsplan actief, in elke Vlaamse provincie, en twee in de provincie Antwerpen. Deze diensten werken allemaal in hetzelfde regelgevend kader, maar in visie en concrete werking bestaan er accentverschillen tussen de verschillende vzw's.

Het profiel van de cliënten van de Diensten Ondersteuningsplan

Zowat de helft van de cliënten is tussen de 13 en de 30 jaar oud. Iets meer dan de helft heeft een lichte tot matige verstandelijke handicap. Er zijn ook relatief veel cliënten met een autismespectrumstoornis (24,3%) en een motorische handicap (18%). Opvallend is dat weinig cliënten een zwaardere handicap hebben. Meer dan een kwart van de cliënten krijgt al ondersteuning vanuit eerstelijnsdiensten, bijzondere jeugdbijstand of geestelijke gezondheidszorg, wat kan wijzen op een bijkomende problematiek. Omdat de diensten geen cliënten mogen begeleiden die al steun krijgen van het VAPH, vallen mensen met een zware handicap vaak de facto al uit de boot. Toch hebben zij ook vaak nood aan vraagverheldering. Onder bepaalde voorwaarden zouden zij ook terecht moeten kunnen bij de Diensten Ondersteuningsplan. Diensten Ondersteuningsplan zouden ook gerichte acties moeten ondernemen om de groep van mensen met ernstige of diep verstandelijke beperkingen te bereiken. Lieve Bauwens van OpMaat vzw (vanaf 01-01-2016 Traject vzw) gaat hiermee akkoord: “Volgens mij is het een grote meerwaarde dat een dienst die zelf geen zorg aanbiedt dat kan doen. Ik denk ook dat het onze sterkte is dat we vertrekken vanuit de krachten van mensen niet alleen vanuit hun handicap.”

Werking van de diensten ondersteuningsplan

De diensten streven in hun werking naar kwaliteit van leven, volgen daarbij het burgerschapsmodel en werken vraaggestuurd. De cliënt staat centraal, met de nadruk op zijn sterktes. Hij krijgt de regie en mag zelf keuzes maken. In functie daarvan worden vragen verhelderd. De Diensten Ondersteuningsplan zijn onafhankelijk en laagdrempelig, betrekken het sociale netwerk en de reguliere diensten, en dragen zo bij tot de vermaatschappelijking van de zorg. De begeleiding verloopt in verschillende fases: aanmelding, kennismaking, beeldvorming, verduidelijking van vragen, ondersteuningsplanning en tot slot contact leggen met diensten en organisaties die deze ondersteuning kunnen bieden. De vragen van de cliënten gaan vooral over wonen, werken en dagbesteding, gedrag en functioneren, en vrije tijd. Cliënten vinden de begeleiding echt een meerwaarde. Samen met de begeleider kunnen ze nadenken over hun toekomst, en voelen ze dat er naar hen geluisterd wordt en dat ze gesteund worden. Bij 16% van de cliënten stopt de begeleiding omdat de termijn verstreken is zonder dat de doelen bereikt zijn. Soms gaat tijdsdruk dus ten koste van de kwaliteit van de begeleiding.

Ondersteuning van cliënten én mantelzorgers

Cliënten hebben (in aflopende volgorde) het meest ondersteuning nodig bij financiën en administratie, huishouden, wonen, maatschappelijke integratie, psychosociale begeleiding, werk en vrije tijd. De ouders zijn de belangrijkste bron van steun. Na de begeleiding verschuift dit naar andere dienstverleners. De diensten slagen er dus in om familieleden en mantelzorgers te ontlasten door andere steunbronnen in te schakelen. Het is belangrijk dat er veel aandacht gaat naar mantelzorgers, want het risico op overbevraging is groot. OpMaat vzw probeert om die reden altijd een grotere groep dan enkel de mantelzorgers bij het proces te betrekken. Bauwens: “We vragen mensen uit de omgeving van de cliënt die geen mantelzorger zijn om mee na te denken, waardoor zorgen gedeeld kunnen worden. Zo wordt er een steungroep gevormd rond de persoon met een handicap en hebben mantelzorgers niet langer het gevoel er alleen voor te staan. Anderzijds vinden we effectief ook antwoorden op vragen bij bijvoorbeeld de buurt of gewone verenigingen of diensten waarbij iedereen terechtkan. Bij het zoeken naar antwoorden gaat het er dus niet om om nog meer door te schuiven naar de mantelzorgers. Als zij aangeven bepaalde ondersteuning niet meer aan te kunnen, wordt dit meegenomen in de zoektocht naar een geschikt ondersteuningsplan.”

Netwerken in een geïndividualiseerde samenleving

De Diensten Ondersteuningsplan slagen er in netwerkversterkend te werken: bij de start van de begeleiding had 22.5% een steungroep, na de begeleiding 37.7% (cijfers van 2013). Belangrijk om rekening mee te houden is dat de medewerkers bij registratie de definitie van een steungroep heel breed geïnterpreteerd hebben. Een groot deel blijft dus nog zonder steungroep, en bij degenen die er wel een hebben, is deze vaak beperkt qua omvang en bestaat deze uit directe familieleden en professionals. Het lukt dus niet altijd, terwijl het een essentiële factor is voor persoonsgerichte en inclusieve ondersteuning. “Ondertussen lukt het al in meer dan 50% van de gevallen om toch een steungroep samen te stellen”, aldus Bauwens. Eén van de redenen waarom het niet altijd lukt, is volgens haar dat we in onze westerse samenleving niet meer gewoon zijn om samen met anderen na te denken over onze toekomst en onze zorgen te delen. “’It takes a village to raise a child’, volgens het gezegde. Maar die ‘village’ bestaat niet, wij groeien op een geïndividualiseerde samenleving waarin we steunen op formele instituties. Als Dienst Ondersteuningsplan geloven wij natuurlijk wel in de meerwaarde van een steungroep, waarbij je er als persoon niet alleen voorstaat, en doen we er alles aan om toch een netwerk te kunnen bouwen rond onze cliënten.”

Toekomstplannen voor ondersteuningsplannen

De kwaliteit van de plannen is erg uiteenlopend. Sommige plannen zijn niet volledig, en een meerderheid aan geïnterviewde cliënten zegt geen plan gekregen te hebben, terwijl het een echt werkinstrument zou moeten zijn voor deze mensen. Ondertussen zeggen verschillende diensten dat de werking al sterk veranderd is in vergelijking met de beginperiode. Volgens de onderzoekers hebben de medewerkers al een belangrijk groeiproces ondergaan. “We kunnen twaalf maanden werken met een cliënt. Heel wat mensen zeggen dat ze in hun leven niemand hebben die ze bij het proces kunnen betrekken. We gaan dan toch op zoek, maar dat vraagt natuurlijk tijd”, verklaart Bauwens. “We merken dat een jaar soms te kort is om het proces volledig te doorlopen, maar het is meestal wel voldoende om toch op de meest prangende vragen een antwoord te bieden. We hebben ervoor gepleit om in bepaalde gevallen langer te mogen werken dan 12 maanden. In de toekomst zal dit bij 5% van onze processen mogelijk zijn. Dat is niet veel, maar het is toch al iets.”