welzijn & zorg

Paul blikt terug op 40 jaar als opvoeder

Blijven leren, blijven zoeken
4.08.2017
Foto's
Bob Van Mol

“Dit is de job van mijn leven.” Paul Van Beirendonck gelooft het nog steeds. Na meer dan veertig jaar in het vak. Maar ook: “Ik blijf me verzetten tegen de hiaten in de sector. We kunnen nog meer en beter voor onze patiënten zorgen.”

Paul heeft een clubje: dat van ‘de mannen die fietsen op straat oprapen’. “Weet je hoe vervelend zo’n omgevallen rijwiel kan zijn voor jonge moeders met buggy’s en oude dametjes?” Voor hem is het een kwestie van burgerzin om die fietsen niet te laten liggen.

Burgerzin, Paul Van Beirendonck verwijst er herhaaldelijk naar tijdens ons gesprek. “Ik vind het heel belangrijk dat mensen elkaar helpen om het samen goed te hebben.” Dat is ook waarom hij al sinds het begin van zijn loopbaan als vakbondsmilitant ijvert voor meer personeel en meer geld. “Je doet dat niet alleen voor jezelf, maar voor iedereen die met de zorg te maken krijgt. Als zorgverleners zich gewaardeerd voelen, nemen de beleving en kwaliteit van hun werk toe. Dat doet ook de cliënt en zijn omgeving goed.”

Na meer dan veertig jaar als opvoeder heeft Paul recht van spreken. Nochtans stond het nooit in de sterren geschreven dat hij in de zorg zou belanden. “Na mijn humaniora was ik vooral schoolmoe. Geen haar op mijn hoofd dacht aan verder studeren.” Dus begon Paul onmiddellijk te werken, eerst als vrijwilliger, dan in vaste dienst bij DVC Sint- Jozef in Antwerpen. In die beginjaren behaalde hij ook zijn A2-diploma als opvoeder. Na 23 drie jaar riep de burgerplicht. Hij hielp mee in een gezinsvervangend tehuis voor kwetsbare jongeren, opgericht door een vriend van hem. Na die periode keerde hij terug naar Dagverzorgingscentrum Sint-Jozef.

Van dagcentrum naar universiteit en terug

“Ik deed mijn werk enorm graag.” Maar zoals het grote liefdes vaak vergaat, vroeg ook Paul zich op een bepaald moment toch af “of dit het nu was”. Er volgde een carrièreswitch, van opvoeder naar universiteitspedel, van het inhoudelijke naar het praktische werk. Projectors klaarzetten, kamers openen en weer sluiten…

Vijf maanden en een ervaring rijker, wist Paul waar hij thuishoorde. Hij werd weer opvoeder, in Sint-Jozef. “Dit is de job van mijn leven”, vertelt hij. “Niet omdat ik onmisbaar ben of omdat ik een hemelsbreed verschil kan maken. Maar ik werk met een team van fantastische mensen die zich elke dag opnieuw voor wat meer ‘samenleven’ inzetten.” Klinkt dat laatste een beetje melig? Idealistisch? Ja. Naïef? Nee. “Wees gerust. Ik heb ook mijn dagen vol frustraties.” Dan vloekt hij inwendig over het eeuwige tekort aan personeel, de slechte staat van de gebouwen, een overheid die in termen van efficiëntie denkt en het zorgpersoneel de straat op dwingt met vakbondsacties. Tijd die beter aan de zorgbehoevenden kan worden besteed.

Zeker vooruitgang

“Als ik in zo’n humeur ben, weten mijn collega’s: daar is hij weer. Maar met het ouder worden leer je die teleurstelling ook los te laten. Je aanvaardt dat je niet alles kan veranderen. Trouwens, vroeger was het zeker niet beter.” Wanneer Paul de zorg vandaag vergelijkt met toen hij in de sector startte, ziet hij absoluut vooruitgang. “We evolueerden van goede fysieke zorg naar meer aandacht voor algemeen welbevinden. We ontwikkelden diverse zorgvormen voor een waaier aan patiënten. Alles verloopt ook veel professioneler. Jonge zorgverleners leren een stuk autonomer werken. Bovendien zijn sinds de jaren ‘90 de lonen gestegen – al betwijfel ik of we met ons pensioen zelf een kamer kunnen betalen in een woonzorgcentrum.”

“Als je je als zorgverlener gewaardeerd voelt, verbeteren de kwaliteit en de beleving van je werk. Dat doet ook je cliënt en zijn omgeving goed.”

Ondanks die positieve evolutie had Paul verwacht dat bepaalde ontwikkelingen sneller zouden gaan, zoals de maatschappelijke integratie van zorgbehoevenden en de uitbouw van de mobiele zorg. Een oud zeer blijft het nijpende personeelstekort. “Waar ik vroeger tegen vrijwilligers was – ik vond dat ze onze job afpakten – zal ik ze nu met open armen ontvangen. Ik zie ook dat de overheid vandaag meer inzet op vrijwilligers en mantelzorg. Maar kun je dat beleid rijmen met een maatschappij die individualistischer wordt?”

Vindingrijk jong geweld

Paul stond zelf jaren als (hoofd)opvoeder in verschillende leefgroepen. Sinds vijf jaar coacht hij een team van tien mensen. Dat staat in voor de dagelijkse zorg van acht jongeren met de ziekte van Duchenne, een spierziekte waaraan je uiteindelijk sterft. “Dat is voor een team best zwaar. Maar onze opdracht creëert ook een band die je kan koesteren.” Zijn ogen lichten op wanneer hij vertelt over de mix van ervaren rotten en vindingrijk jong geweld. “Je kan daar enorm veel energie uit halen. We inspireren elkaar. Ik leer nog altijd bij, gelukkig maar. De dag dat ik alles beter weet, stop ik ermee, want dan voel ik me slecht.”

 

Zestig is hij vandaag. Hij hoopt dat hij tot zijn vijfenzestigste kan blijven werken. “Daarna val ik waarschijnlijk in een gat”, zegt hij deels ernstig, deels grappend. “Of ik ga als vrijwilliger aan de slag. Maar niet in de zorg, dat laat ik graag aan de jongeren over.” Wel zou hij zich engageren in de stad. “Je kan je burgerzin op zo veel manieren beleven... Wie weet zet ik me met een busje smeerolie op de Antwerpse Meir. Om de kettingen van krakende fietsen te smeren.”